Posts tonen met het label verdriet. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verdriet. Alle posts tonen

woensdag 4 december 2019

HET IS OM TE HUILEN...


Het is om te huilen, vind ik, dat de leesvaardigheid van onze Vlaamse vijftienjarigen heel fel achteruit is gegaan en dat - nog erger - jongeren niet graag lezen! Onvoorstelbaar, vanuit mijn oogpunt: ik ben - bij wijze van spreken - met een boek geboren en zal met een boek sterven. 

Mijn ouders schreven en lazen allebei graag. Lezen, eerst, en daarna schrijven heb ik met de fles/paplepel/soeplepel meegekregen. Geen thema kwam meer ter sprake dan lezen. Misschien ook met de onderliggende gedachte om ons - bende van 8 - beheersbaar, rustig en stil te houden?
Maar toch. Een leven zonder boeken zou ik me echt niet kunnen voorstellen, al ben ik een lezer met vlagen. Een schermlezer, een krantenlezer, een boekenlezer. Nu eens meer van het ene, dan eens meer van het andere. Ik zal ook, waar ik ben, alles wat op mijn weg komt, doorbladeren: de Metro in de trein is, een Libelle bij de kapper, een Trends in de wachtzaal van de tandarts. Dat is wellicht een erfenis uit mijn journalistiek verleden: ik wil weten, bijblijven. 
Dat soort lezen is aangenaam, soms leerrijk; toch gaat niets boven het lezen van een boek. Een boek kan ontroeren, doen lachen of huilen, boos maken, opwinden, doen verlangen, angstig maken en zoveel meer. 
Maar ik dwaal af. Het zijn de spijtige vaststellingen die me zorgen baren. 

LEESVAARDIGHEID

Nu eerst: de leesvaardigheid. Wat is dat? ‘Het begrijpen, gebruiken en evalueren van teksten, het reflecteren over teksten en het zich ermee inlaten om een doel te bereiken, om kennis en mogelijkheden te ontwikkelen en om deel te nemen aan de maatschappij’, staat in het PISA-rapport over de leesvaardigheid van 600.000 jongeren in 79 landen.

Wat zeggen de onderzoekers over de leesvaardigheid van onze Vlaamse jongeren?

- 1 op 5 van de Vlaamse vijftienjarigen haalt het referentieniveau voor leesvaardigheid niet. De trend van dalende leesprestaties valt in alle Vlaamse onderwijsvormen – ASO, BSO en TSO – waar te nemen.

- De gemiddelde leesprestatie in Vlaanderen ligt echter wel nog hoger dan het OESO-gemiddelde. De Frans- en Duitstalige Gemeenschap en buurlanden Nederland, Frankrijk en Luxemburg noteren een (nog) slechter resultaat. Estland, Finland, Ierland en Polen doen het beter; Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Duitsland en Slovenië zitten op ons niveau.

-  De helft van die jongeren ziet lezen als een tijdverlies, slechts 17 procent beschouwt lezen als een van hun favoriete hobby’s. Die negatieve houding tegenover lezen is in alle deelnemende landen het hoogst in Vlaanderen. Zowel in Vlaanderen als internationaal staan jongens negatiever tegenover lezen dan meisjes.

- Vlaamse scores dalen in alle domeinen. Hoewel Vlaamse leerlingen internationaal en Europees nog altijd goede resultaten halen voor lezen, wiskunde en wetenschappen, is er een duidelijke dalende trend in de gemiddelde score.

- Steeds meer leerlingen halen het basisniveau niet. Het aandeel leerlingen dat voor lezen, wetenschappen en/of wiskunde het basisniveau niet haalt, stijgt.

Dat is toch om te huilen...

Lees ook mijn twee volgende bijdragen: 'Waarom lezen goed is' en 'Tips om oud en jong aan het lezen te krijgen'.



maandag 2 september 2019

GEEN INTERNAAT EN GEEN PESTKOPPEN

Ouders: stop kinderen niet in een internaat, tenzij zij en jullie daar gelukkig mee zijn. Leerkrachten: ‘plaag’ of pest je leerlingen niet. Ze zullen het nooit vergeten, soms niet vergeven. 
Kinderen-jongeren: ben je ongelukkig op je school, stap het af, vertrek, loop weg, vlucht! Dat heb ik jammer genoeg niet gedaan, niet gekund of niet gedurfd…

Chambrettes, in de oude ziekenzaal van het nochtans interessante Musée de l' Hotel Dieu van het gezellige Franse Beaune, triggerden me en slingerden me naar een ver onaangenaam verleden. Daar kreeg ik het benauwd, werd boos, bedroefd en opstandig. Te veel slechte herinneringen aan mijn internaat en school in Herk-de-Stad, tussen 12 en 18 jaar. Op de top drie van het lijstje ‘ongelukkigste jaren van mijn leven’, en niet alleen door chambrettes. Ik spreek dus nooit over 'mijn mooie jeugd'.

INTERNAAT
Internaat, pensionaat, kostschool. Het klonk zo deftig, maar het was een ramp. Ik had er niet om gevraagd, maar het moest. Acht kinderen in huis, geen plaats om te studeren, vier meisjes moesten, vier jongens niet. Discriminatie met ernstige gevolgen. Wat een ellende was dat, voor een puber met een storend gebrek aan zelfvertrouwen als ik, die zich eenzaam, onzelfzeker, niet geliefd en lelijk vond en van alles en nog wat miste.
Binnen. Eerst van zondagavond tot zaterdagmiddag, ja zo lang, op het einde van maandagmorgen tot vrijdag vier uur, nog te lang…



CHAMBRETTES
Aanvankelijk sliepen wij, mijn zus en ik, elk in een chambrette. Voor wie het niet kent: een chambrette komt van het Franse woord chambre, kamer: een slaapkamertje of slaaphok – zonder plafond - van andere hokken afgescheiden door 3 manshoge (houten) wanden en een gordijn. Een bed (met witte sprei van thuis), een tweedeurskleerkast, een tafel met kom en kan en een stoel was mijn koninkrijk, in dit geval hel. Dikwijls met honger gaan slapen en stiekem sinaasappels met schil of appels met pit opgepeuzeld onder de lakens.

BLOED
En dat die beschamende avondrituelen. Op een rij met je kom vol vuil water naar de wc’s. ‘Niet te veel papier gebruiken’ zei mère Patracia net voor onze laatste plas. Vreselijk als je je regels had: iedereen zag de kleur van het water in je kom. Papieren maandverbanden had ik (nog) niet. Wel van die dikke, stoffen lappen om in een plastic broekje vast te maken. De gebruikte exemplaren moest ik ‘bewaren’ tot zaterdag of vrijdag: dat gaf een reukje. Maandelijkse bloedingen: ik moest die verbergen, er me ervoor schamen. Dat signaal gaf ‘de wereld rondom’ mij, vooral de vrouwen. Hetzelfde gold voor borsten krijgen. Ook dat leek niet aantrekkelijk en aanlokkelijk. Ik voelde me ellendig toen ik die, voor het eerst verstopt in een pashokje, in een bh moest murwen. Ik schaamde me, opnieuw. Ons schamen: hoe dikwijls deden wij, meisjes van 13 en ouder, dat niet? Voor bloed, voor borsten, voor bloot, voor oksel- of schaamhaar? Van voorlichting was nauwelijks sprake, al deed de lieve kinderloze wiskunde-juf Geurden haar best. Op mijn twaalfde stopte mijn moeder me een boekje toen, in blauw kaftpapier gehuld, tegen nieuwsgierige broers. Ik verstond het niet.

THE GOOD
Mijn ‘vaste’ gesprekspartner - troost op verdrietige dagen - was studiejuf Gilbert: mager, op veel te hoge hakken, donkerbruin kontlang haar. Ze was lief en luisterde, niemand moest ze, behalve ik. Ik ben haar nog altijd dankbaar. Ook de juf die Frans gaf en altijd sprak, ons een beetje van de beau monde leerde kennen, en meneer Slaets een crème van een leraar Nederlands. Ook godsdienstlerares Gemis deed haar best. Maar haar collega-priester C., lang, o zo flauw-flemerig en stinkend naar sigaretten, te mijden. Elke dag naar zijn mis: daar heb ik het afgeleerd.

THE BAD AND THE UGLY
Ja, ik heb er niet zoveel geleerd, buiten een afkeer voor Latijn, Grieks, wiskunde, turnen en geschiedenis. De leraars Latijn en Grieks droegen een naam met een M. De ene was vuil en ongevoelig, de andere hautain en ongevoelig. Vooral die van Latijn: greep een meetlat van een tafel om aan zijn edele delen of rug te krabben. Bah. En een jaar lang heb ik elke maandag traantjes gelaten. Hij vond het geweldig om het mes in de wonde te draaien. En dan die turnleraar B. Zijn inspiratie en omgangsvormen waren beperkt: rondjes rennen in de sportzaal, balsporten, handenstand en over een bok springen: stuk voor stuk niet aan mij besteed. Geen dansje, geen spelletje of zo. En S. bezorgde me en afkeer voor hem en voor geschiedenis. Ik herinner me trouwens geen enkel positieve aanmoediging of commentaar van de hogervermelde heren. Is dat niet droef? 
Klaagt men dat er nu te veel vrouwen in het onderwijs staan? Toen waren er te veel mannen. Die hadden beter een ander beroep of een andere school gekozen.

NONNEN
En dan de nonnen. Frans was de ‘voertaal’ in de gangen, enkel en alleen Frans met mère Joseph, mère Patricia, mère Alberta, mère Immaculata, mère Anselma, e.a. Neen, prachtexemplaren waren het niet (al ken ik er nu wel). Er waren corpulente, schijnheilige schepsels die opkikkerden als er een man in de buurt opdook, of dat nu een vader, een leraar, een priester was.
Het belang van discipline, orde en regelmaat is niet te schatten, maar als daar geen respect en warmte bij zit, is dat voor een puber verwenselijk, verfoeibaar en schadelijk. 
Het enige voordeel van dit ongewenste leven, naast tientallen nadelen: ik zat altijd ergens in een boekje met een boekje. Soms las ik er vijf per week om tijd, heimwee en eenzaamheid te doden.
Nog een wonder dat ik geen blauw haat. Een blauwe plooitjesrok, een lichtblauwe bloes, blauwe kousen of sokken en blauwe trui, was het verplichte tenue. Ook een lichtblauwe acryl-onaangename zakkige schort die alle vormen goed verborg.

REDDING
Maar, maar, maar… ik wil eindigen met een vrolijke noot. Ik werd gered door een gezin dat me nu nog altijd nauw aan het hart ligt: Leentje en Michel en hun kinderen. Leentje was de rechterhand van mijn vader-architect. Hoe ze werk en vier kinderen combineerde, is me nog altijd een raadsel. Sommige vrouwen blijven ondanks alles lief en kunnen toveren. De woensdagnamiddagen waren voor haar - net als nu voor vele moeders - een hel: dus ik mocht babysitten! Pa kwam me om 12u30 halen en pa Michel bracht me netjes om 20u30 en geen moment te vroeg, gelukkig. Onvergetelijk. Leentje is niet meer - haar dood deed echt pijn - en Michel is op de sukkel. Nooit of nooit zal ik hen vergeten. We zijn al meer dan 50 jaar verbonden.


ps. Nooit naar één reunie geweest! Ik zou nog meer gal kunnen spuwen, maar dat is eieren na Pasen. Misschien volgt ooit deel 2 van mijn internaatleven…

donderdag 14 maart 2019

WAAROM LATEN WE ZOVEEL KINDEREN LIJDEN?


Nog altijd leven 1 miljard kinderen in extreme armoede. 260 miljoen kinderen hebben nooit een school van dichtbij gezien. 30 miljoen kinderen worden elke dag geconfronteerd met conflicten. Sinds 2011 (oorlog) zijn in Syrië 4 miljoen en buiten Syrië 1 miljoen kinderen als vluchtelingen geboren en zijn 1 miljoen kinderen staatsloos. In Jemen gaat om de 10 minuten een kind dood en zijn 2 miljoen kinderen ondervoed. Slikken moet ik bij deze cijfers.


WAAROM LATEN WIJ ZOVEEL KINDEREN LIJDEN?

Dat is de vraag die ik me gisteren stelde, na de lezing daarover door Geert Cappelaere, directeur van Unicef Midden-Oosten en Noord-Afrika. Hij opereert vooral in oorlogs- en conflictgebieden, o.m. Syrië, Jemen en Palestina. Als je over hem en zijn werk in de media leest, opent dat je ogen. Als je hem ziet en hoort getuigen van wat kinderen wordt aangedaan, ontroert dat, maakt dat je boos en strijdvaardig. Waarom? Omdat je dan heel duidelijk zijn bezorgdheid, betrokkenheid en empathie voelt én beseft hoe groot en pijnlijk het leed van kinderen is.
Hij kreeg een erkenning met hulde van Amnesty International én Universiteit Gent voor zijn niet-aflatende inzet voor kinderrechten. Hij dankte ervoor, maar wimpelde de lof af op de honderdduizenden die ijveren voor mensenrechten, al is hij een ‘reus’ op dat vlak. Zijn verhaal startte aanvankelijk positief maar eindigde dramatisch. 

GOED EN MEER SLECHT NIEUWS
Eerst het goede nieuws: ‘Het gaat traag steeds beter’ zei Cappelaere. Duidelijke bewijzen daarvan zijn: de kinderarmoede halveerde, de kindersterfte voor vijf jaar ook en meer kinderen gaan naar school en hebben toegang tot de zorg. Dat is vooral te danken aan het Kinderrechtenverdrag dat zijn 30ste verjaardag viert. ‘Maar’, zo stelde de Unicef-man, 'Het is allemaal verre van rozengeur en maneschijn. De vooruitgang is broos: bij elk conflict of epidemie wordt deze uitgewist. En vooruitgang is niet altijd met de kwaliteit die Unicef wenst. Het onderwijs bijvoorbeeld. Meer onderwijs rendeert soms niet want de arbeidsmarkt volgt niet’. 
Naast zijn vreselijke cijfers zijn andere vaststellingen ook niet mals: de discriminatie binnen het gezin blijft een moeilijke uit te roeien praktijk; de ongelijkheid blijft hardnekkig en de discriminatie van bevolkingsgroepen - allochtonen, vluchtelingen, migranten - is een universeel probleem.

DE IMPACT VAN OORLOG

De expert benadrukt meermaals dat de impact van zinloze gewapende conflicten op kinderen enorm is. ‘Het heilig principe dat in gewapende conflicten kinderen ten allen tijden moeten worden beschermd, wordt niet gerespecteerd, noch door de vechtende partijen, noch door de landen’, aldus Cappelaere. Hij luisterde naar schrijnende verhalen van kinderen, jongeren en ouders. Die maakten pijnlijk duidelijk hoe diep de invloed van oorlog is. ‘Ik heb nog nooit zoveel vernielingen gezien. Het is onvoorstelbaar ‘zegt hij over Syrië. ‘Infrastructuur en gebouwen kunnen worden hersteld, maar het sociaal weefsel is kapot. Dat herstellen is moeilijker... ‘  Wat hem telkens weer opviel in de ellende was: de weerbaarheid van de kinderen. 


WAT KUNNEN WIJ DOEN?
‘Kinderen graag zien, is niet voldoende’ zegt expert Cappelaere. ‘Respect voor kinderen, daar gaat het over. Maak van kinderen geen volwassenen, maar volwaardige burgers’. Hij pleitte voor meer internationale solidariteit (die begint thuis o.m. met geen goedkope-kinderarbeid-kledij te kopen), meer steun aan migratie (ook in ons land), meer investeringen in kinderen en een onvoorwaardelijke overheidssteun in het buitenland. ‘Zorg er vooral voor dat het Kinderrechtenverdrag meer en beter wordt toegepast en neem zelf verantwoordelijkheid op’ na zijn eindconclusie dat er momenteel geen draagvlak meer is voor mensenrechten en kinderrechten.

Is het niet hoog tijd voor een wekelijkse kinderrechtenmars? Kinderrechtenvechters, die hebben we nodig. Laat jullie zien en laat jullie stem horen! Elk kind telt. Elk gebaar ook… hier en daar!


zondag 13 november 2016

Ik wil zo niet dood gaan...

1 en 11 november 2016


Ik wil niet doodgaan zoals die mannen, vrouwen en kinderen die bij bombardementen, verdoofd, verkleumd en verstijfd van angst door een gerichte/verdwaalde kogel worden geveld door landen of groepen die elkaar haten, uitschelden en vermoorden om land, ziel of godsdienst te veroveren.
Ik wil niet doodgaan zoals zij die in modderige, stinkende loopgraven of bitterkoude sneeuwlandschappen plots en alleen afscheid moeten nemen, zonder afscheidsbrief of -groet.

Ik wil niet doodgaan door een of andere bom die gebouwen en mensen in onherkenbare restanten uiteenrijt.
Ik wil niet doodgaan zoals zij die opgeschrikt worden door zware voetstappen en meegesleurd worden naar een of andere duistere kelder of openbare plaats en dan met mes, kogel of strop wat worden afgemaakt.  
Ik wil ook niet doodgaan met geschreeuw, gekerm en gesnik van pijn, radeloosheid of eenzaamheid.
Neen, ik wil rustig sterven, na een kort afscheid van mijn lievelingen – man, dochters, zussen en vriendinnen - en kunnen inslapen (liefst met een pil of een prik) na een knik, een lach, een knuffel en een woordje van liefde en troost voor wie moet blijven leven.
En als ik niet meer in staat ben om deze dood te wensen, dan hoop ik dat er 'engelen' zijn die deze wens noteren en uitvoeren. Veranderen van wens, zal ik niet meer. De dood vergeten kan ik niet meer. Ik ken al te veel doden.


De dood vergeten is het leven vergeten
Lisa Appignanesi.

zondag 26 april 2015

IK KAN NIET MEER...



Mijn jongste zus is dood. Dat doet veel pijn. 
Maar het is ‘beter’ voor haar, voor haar zo lieve man en kinderen, voor ons en voor iedereen die van haar houdt.
Ze was al jaren ziek, heel erg ziek…
Ze had al jaren pijn, zoveel pijn…
Ze vocht al jaren, keihard...
Ze was gewoon op.

‘Ik kan niet meer…’
Hoe dikwijls heb ik haar die woorden horen zeggen, de laatste weken?
Ik ben de tel kwijt, maar ze blijven nazinderen in mijn oren, in mijn hoofd, in mijn hart.
Die woorden deden elke keer pijn, zoveel pijn.
Je zus zo zien en horen lijden… Neen. Dat wil je niet.
Geen mens kan dit dragen en verdragen.
Geen mens vindt dit normaal.



Je hart was groot, maar je rugzak werd te zwaar.
Je ogen werden zo moe, je handen blauw doorschijnend.
Je spieren konden niets meer, je hart klopte te snel.
Je gedachten waren te zwaar en je gevoelens te overweldigend.
Je computer bleef dicht.

Je gevecht is voorbij. Je oorlog is afgelopen.
Die wrede oorlog in je hart, in je hoofd en in je lijf...
‘Rust nu maar uit, je strijd is gestreden, je hebt het ontzettend moedig gedaan. Niemand kan ooit begrijpen wat je hebt geleden, niemand kan ooit voelen wat je hebt doorstaan’, las ik in een doodsbericht.
Dàt is net wat ik aan jou, Kleintje, wilde zeggen…
En ook dat ik soms boos was op jou, soms heel verdrietig over jou, dat ik soms te weinig en te veel van je hield... maar nu vooral, dat ik je mis.
Ann, je oudste zus






Sommig verdriet is te groot voor tranen
Nico Frijda








dinsdag 5 augustus 2014

Vaders en zonen om nooit te vergeten



1914-2014

British Cemetery Kemmel

Er zijn 170 Britse begraafplaatsen in ons land: 37 onafhankelijke en 133 zijn afdelingen in een bestaande kerkhof. De Commonwealth Wargraves Commission besteedt elk jaar ongeveer 3 miljoen euro voor het onderhoud ervan. Die commissie werd opgericht in 1917 om nooit te vergeten wat oorlog aanricht. De commissie staat in voor het onderhoud van de graven van 1,7 miljoen gesneuvelden van Eerste en Tweede Wereldoorlog, verspreid over 23.000 kerkhoven in 153 landen.

                                                HE IS NOT MISSING HE IS HERE

Rudyard Kipling, schrijver van The Jungle Book (1894) en Nobelprijswinnaar Literatuur (1907), was tijdens De Groote Oorlog literaire adviseur voor de inscripties op graven. Zijn zoon John , in 1897 geboren, stierf in 1915 aan het front in de Slag bij Loos in Frankrijk. Hij was 18. Vijf jaar eerder schreef Kipling het gedicht If... misschien wel voor hem?
De laatste woorden zijn pakkend.
If you can fill the unforgiving minute
With sixty seconds’ worth of distance run,
Yours is the Earth and everything that’s in it,
And—which is more—you’ll be a Man, my son!
'De onvergeeflijke minuut, de onvermurwbare tijd, wordt waardevol door iedere seconde waardevol te besteden' las ik op Wikipedia over de betekenis ervan. Waar, o zo waar.


                                             

woensdag 30 oktober 2013

Ik ben de herfst




Ik ben de herfst.
Ik ben de regen.
Ik ben de storm.

Zoek mij maar op,
ik sta in alle gedichten.

Houd mij maar vast,
ik heb het koud en ik ben moe,
en nog zoveel bladeren aan de bomen,
nog zoveel bladeren overal.



Verdrietig kind, verdrietig gedicht
Toon Tellegen, 2005