Mijn jongste zus is dood. Dat doet veel pijn.
Maar het is ‘beter’ voor haar, voor haar zo lieve man en kinderen, voor ons en voor iedereen die van haar houdt.
Ze was al jaren ziek, heel erg ziek…
Ze had al jaren pijn, zoveel pijn…
Ze vocht al jaren, keihard...
Ze was gewoon op.
‘Ik kan niet meer…’
Hoe dikwijls heb ik haar die woorden horen zeggen, de laatste weken?
Ik ben de tel kwijt, maar ze blijven nazinderen in mijn oren, in mijn hoofd, in mijn hart.
Die woorden deden elke keer pijn, zoveel pijn.
Je zus zo zien en horen lijden… Neen. Dat wil je niet.
Geen mens kan dit dragen en verdragen.
Geen mens vindt dit normaal.
Je hart was groot, maar je rugzak werd te zwaar.
Je ogen werden zo moe, je handen blauw doorschijnend.
Je spieren konden niets meer, je hart klopte te snel.
Je gedachten waren te zwaar en je gevoelens te overweldigend.
Je computer bleef dicht.
Je gevecht is voorbij. Je oorlog is afgelopen.
Die wrede oorlog in je hart, in je hoofd en in je lijf...
‘Rust nu maar uit, je strijd is gestreden, je hebt het ontzettend moedig gedaan. Niemand kan ooit begrijpen wat je hebt geleden, niemand kan ooit voelen wat je hebt doorstaan’, las ik in een doodsbericht.
Dàt is net wat ik aan jou, Kleintje, wilde zeggen…
En ook dat ik soms boos was op jou, soms heel verdrietig over jou, dat ik soms te weinig en te veel van je hield... maar nu vooral, dat ik je mis.
Sommig verdriet is te groot voor tranen
Nico Frijda