2000. Oradour-sur-Glane, een dorpje nabij Limoges in Frankrijk. Een
blitsbezoek aan de ruïnes van een dorp. Nooit gedacht dat ‘die’ zien me zo zouden
raken. Het deed met mij wat eerder al concentratiekampen deden: het maakte me intens
verdrietig, vreselijk boos en muisstil. Want de stenen – en de uitleg in de
expo – spraken boekdelen. Ze vereeuwigen het vreselijke verhaal van juni 1944.
Kan je je het voorstellen?
SS’ers omsingelen het dorp. Ze verzamelen
’s morgens, in alle vroegte en met luide bevelen, nietsvermoedende inwoners op
het dan nog stille marktplein. Ze houden geen rekening met de angst in alle
ogen en harten. Ze sluiten de mannen op o.m. in schuren en stallen, de vrouwen
en kinderen in de kerk. Daarna begint de echte nachtmerrie: waar mannen zitten,
worden kogels afgevuurd en wordt brand gesticht. Waar vrouwen en kinderen
zitten, ontploft een rookbom en wie uit de kerk rent, wordt neergeknald.
Als het weer stil wordt, zijn 642 dorpelingen dood: 245 vrouwen, 207
kinderen, 190 mannen. Afgemaakt en verbrand. 6 van hen hebben de slachtpartij overleefd.
Je
mag het je niet voorstellen!
Toch doe je dat onvermijdelijk en deed ik dat ook. Verbeeldingskracht en voorstellingsvermogen zijn
soms pijnlijke gaven, niet te stoppen ook. Ik zag de schoten, ik voelde het branden,
ik hoorde het schreeuwen van wie niet wilde sterven of aan het sterven was… van
kinderen, van vrouwen, van mannen.
Het doodse dorp is voor altijd een levende les.