vrijdag 4 december 2015

De Sint. Hij komt.

De Sint. Hij kwam, hij komt en hij blijft komen. Ondanks crisissen, oorlogen, aanslagen.
Ik herinner me dat in het vierde leerjaar opeens mijn frank (euro nu) viel: aan zijn zwarte schoenen en de manier waarop hij zijn benen kruiste, herkende ik op mijn eigen school wie de Sint was: mijn vader. Zijn stem was onherkenbaar anders: warm en zacht. En niet bulderend zoals op momenten dat wij het thuis te bont maakten. Zijn adviezen waren doenbaar, begripvol en vriendelijk; ook wel anders thuis. Hij hield zijn Zwarte Pieten in toom. Gelukkig. Geen kind zat zonder enige angst. 
Later hielp ik, als één van de oudste kinderen, die o zo belangrijke tafel dekken in de eetplaats die slechts 'gebruik' werd bij feesten of bij bezoek. Hoe mijn moeder met haar huishouden (bejaarde moeder, acht kinderen, drukke man en dito straathond) alles bij elkaar kreeg, is een wonder, zelfs al had ze een huishulp. Ze had (zo leerde ik later) wel én telefoon én geheime maar trouwe leveranciers-winkels. 
Heerlijk, ik voelde me een samenzweerder, deel van een immens en geweldig complot. Van mijn wensen herinner ik me niet zoveel. Rode laarsjes en in 1979 (36 jaar geleden!) Kulturfahrplan van Werner Stein waren, dacht ik mijn laatste Sintgeschenken. Dat boek van 1632 flitterdunne pagina's, gaf in 50.000 feiten een overzicht van 13.000 jaar voor onze jaarrekening tot 1975. Een bijzonder boek over alle levensdomeinen, dat eerst veel, dan minder en nu maar af en toe wordt opengelegd. 
Mijn drie zussen en vier broers hadden net als ik, elk een plek, een hoekje op de eettafel of op een stoel. Dat was zijn of haar privé Sintreservaatje. Die was met een wit of veelkleurig tafellaken bedekt. Ik wist goed waar het mijne was: rechts achteraan op de hoek. Daar lag wat ik in een vriendelijke en beleefde brief aan de heilige man had gesmeekt. De glazen ruitjes van de eetkamerdeuren - naar de inkomhal, de keuken en de ‘voorkamer/ex-bureel’- werden vakkundig met papier beplakt. Zo kon niemand naar binnen gluren en verklappen wat de Sint had gebracht. 
Het spannendste moment? Als we in een rij mochten staan en de deur open mocht! We stoven naar binnen… Door de jaren wisten we precies waar ons plekje was. De ‘kleintjes’ werden door ouders of oudere broer/zus gegidst naar hun cadeautjes. Elke (betaalbare) wens werd vervuld. Melkchocolade mannetjes, niknakjes met sukerpuntjes en mandarijntjes, malse figuurtjes en waardeloze maar lekkere chocolademunten lagen kris kras verstrooid. Onze irriterende huishond werd streng uit de eetplaats geweerd tot alle lekkernij veilig opgeborgen was. En wonder boven wonder: we werden twee keer verwend. Ook bij onze grootouders was 'hij' gekomen... Ongelooflijk, maar waar.

EEN BRIEF
Ik heb die traditie gekoesterd en verlengd. Als mijn dochters - nu ouder dan 25 jaar - een brief schrijven, komt hij en blijft hij komen. Zonder brief geen Sint. Toen ze klein waren, moest dat ook. Eerst was dan dat een simpel blad, beplakt met prentjes van hun wensen uit een reclameboekje van de GB of Blokker. De Lidl en Aldi bestonden nog niet. Daarna werden dat vriendelijke epistels - waar gezwoegd op werd - met vele beloftes en wensen… Die belandde in een van hun schoentjes aan de terrasdeur - een haard hadden we niet - steevast met een biertje, twee klontjes suiker en een wortel: iets voor Sint en iets voor Piet. Enkele weken braaf zijn - of zo braaf mogelijk - was een conditio sine qua non. Tussen 6 november en 6 december 1 maal een schoen zetten. Het chocoladen ventje met de mandarijn was het préfeest. Ik heb nooit begrepen hoe mijn vader (of moeder) erin slaagde ons een zwarte handschoen te doen zien die plots een handvol niknakjes door de woonkamerlucht kon gooien. Dat raadsel werd ons nooit uit de doeken gedaan. Ik heb het nooit durven imiteren uit vrees voor ontmaskering.
Die brief moest meestal voor 11 november in de schoen zodat de Sint tijd had om het nodige te zoeken en brengen. Dochter twee overdreef graag in het aantal geschenken (vragen kost toch geen geld, moet ze hebben gedacht). Ze wisselende graag de weken voor dé datum. Dat bezorgde me soms grijze haren. Vooral wanneer ik te vroeg mijn aankopen deed. De inhoud van haar eigen brief… had ze - gelukkig - tegen 6 december zelf al vergeten, wat ook weer gemakkelijk was. Ze presteerde het om in haast elke brief een hondje te wensen: dat kreeg ze nooit. Buiten wandelende takken, twee goudvissen of een marmot, die wel stokoud (lees: heel grijs) werd en ze in de rechterzijzak van haar peignoir meezeulde - ging mijn beestentolerantie niet. Ook omdat dochter een en vooral twee allergisch waren voor honden- en kattenhaar. Dochter een was eigenaardiger genoeg een stuk realistischer en beperkte haar eisen. Maar, maar… de dag dat ik haar moest vertellen - ik dacht in het vierde leerjaar? - dat die goede man eigenlijk niet echt bestaat, barstte ze met ‘Dat kan toch niet! Neen!’ in tranen uit… Hartverscheurend, maar ik moest dat wel bekennen. Haar Bosnisch vluchtelingetje-klasgenootje-vriendinnetje Admira - die nooit eerder van onze grote weldoener hoorde - kwam aan me vragen wat ze zou moeten doen opdat de Sint ook bij haar zou komen! Ontroerend… Mijn dochter had te veel reclame gemaakt voor hem.

DE DAG
En dan kwam de dag. En hoe wisten onze meisjes dat? Mijn man legde op de vooravond van deze hoogdag, op kousenvoeten om ze niet te wekken, een spoor van niknakjes van hun slaapkamerdeur naar de woonkamer. ’s Morgens werden we gewekt met gejuich en gelach… Die gezichtjes. Daarvoor alleen was het de moeite, om te doen en te blijven doen. 
En soms kwam hij in levende lijve dankzij die lieve Yvonne. Dat was pas een belevenis. Al zei dochter twee na zijn bezoek - ze was toen 5 -  terwijl ik haar waste op de badkamer voor het slapen gaan: 'Dat is gene Sint, dat is ne mens'. Ik deed alsof ik het net hoorde... en veranderde snel van onderwerp.

HIJ BLIJFT
Ja, daarom blijft hij dus komen, de Sint. Elk jaar opnieuw… maar niet–nooit zonder brief. En mijn meisjes schrijven allebei voor 11 november. Hun brieven zijn niet meer met de handgeschreven maar getikt en komen via mail, al dan niet geïllustreerd met leuke tekeningen en fotootjes, in zeer vriendelijke bewoordingen. Juweeltjes om te bewaren dus. Zo vroeg dochter twee nog dikwijls - met een grote glimlach - een hondje maar ook wel eens een Ferrari of een appartement. Dochter twee hield het meestal nog zeer bescheiden: een bon voor een boek of zo. Ik vergat en vergeet soms wel eens hun voorkeur in chocoladen beeldjes: witte, zwarte of melk omdat ik zelf een verslaafde melkchocolade fan ben (en die van de Aldi en GB zo lekker zijn). 
Hoe dan ook: hij komt en hij houdt niet van excessen. Er moet nog wat over zijn voor kinderen die niets hebben of niets krijgen… en later, voor mijn kleinkinderen.


ps. De Italiaanse schoonzoon ontroerde de Sint tweemaal: de eerste keer door te schrijven dat hij niets moest hebben van de Sint en alles naar arme kinderen moest, en dit jaar door te schrijven... in het Nederlands!