Een tip voor de dochter van Els die in Schotland studeert: ga wandelen. Het is er prachtig! Stap de 152 km lange West Highland Way. Vooral één etappe daarvan is me bijgebleven: die met de Devil’s Staircase,
tussen Glencoe en Kinlochleven. De 550 m hoge klim was hels, zoals zijn
naam voorspelde. Elk excuus greep ik aan om even te stoppen en nog was het op
de tanden bijten, zigzag naar omhoog. Zuchtend en puffend. Maar in Edencoille
B&B was het daarna hemels...
Dit stukje wandeling kwam na een dagtocht van 20 km
naar Glencoe, met een passage door een mysterieus desolaat weinig begroeid
veengebied. Daar is, gelukkig, bijna geen kat te zien is; ook geen
struik of steen om je met een wc rol te verbergen. Ik had er in augustus 2011 een
dikke fleece, muts en handschoenen nodig, inclusief regenkledij en
stevige enkelhoge wandelschoenen.
Nacht
Eerst, voor de grote klim, een nacht in
een charmant, maar gedateerd en horig Kings House hotel met 17de eeuwse
roots. Dat wordt momenteel wel stevig gemoderniseerd. Het ligt in een weids
dal, omringd door imposante bergen als de Glen Coe rechts en de Glen Etive
links, met de pyramide van Buachaille Etive Mòr (Grote Herder van Etive)
ertussen. Wilde herten komen ’s avonds grazen aan de achterdeur, wat idyllische
plaatjes oplevert.
Hels
Na een stevig ontbijt worden de Schotse Hooglanden
werkelijkheid. Onze dagwandeltocht van 23 km loopt via een vals plat tot
aan het begin van de Devil’s Staircase. Die klim van 550 meter heeft zijn naam
echt niet gestolen. Het smalle pad kronkelt steil naar omhoog. Het ligt bezaaid
met stenen die zelf voor een paar degelijke Lowa Renegade een uitdaging zijn.
Ik stapte en stapte, stopte, dronk een slok water, zuchtte en dat scenario
herhaalde zich wel 3x voor ik de top bereikte. Onderweg kon ik met een
mengeling van afschuw, bewondering en medelijden op- en neerkijken naar twee Duitse jongelui die hetzelfde tracé trotseerden, gewapend met rugzak en tent. Het deed
me denken aan die ene keer, in mijn Leuvense studententijd, dat ik kampeerde in
Noord-Italië. Nooit meer.
Mijn blik dwaalde af van de tentgangers naar het
landschap rond die duivelse trap. Zo mooi. Zo mooi. Het bleef wel zwoegen
tot de top. Een helse karwei. Iedereen deed het op zijn of haar eigen tempo; we
waren niet alleen. Elk excuus om even te stoppen greep
ik aan. Het was echt tanden bijten en zigzaggen via een hyper smal paadje naar
het hoogste punt van die Duivelse Trap.
Reusachtig
Er zijn van die dagen dat een mens zou
willen gaan zitten en blijven zitten. Dat was er zo eentje. Maar er was geen
ontkomen aan: ik moest verder, ik moest omhoog. Ik sleepte me naar boven, moest
mezelf moed inspreken. Goed dat de weergoden goedgeluimd waren. Met een bui zou
de klim lastiger en ook gevaarlijker zijn. Mist en regen zouden het zicht
belemmeren en de keien smeren als boter. Ik weet niet of het verhaal klopt,
maar Patrick MacGill schreef in 1914 dat heel wat mannen, die aan de dam in
Kinlochleven werkten, in de winter verloren liepen na een nachtje stappen. In
de lente werden ze op de Devil’s Staircase teruggevonden,
bevroren. Misschien daarom dat Dickens Glencoe de begraafplaats van een
ras van reuzen noemde?
Top
De top bereiken was dan ook ge-wel-dig, al
was de wind ijzig. Oef's en de ah's stroomden uit mijn mond en ook uit die van
mijn compagnon, want geloof me: hij zag ook af. Zoals gewoonlijk nam hij de
zwaarste last op zich: de grote rugzak (ik de kleine) met onze lunch:
flessen
water, broodjes, kaas, koeken, appels en bananen, servetten en zijn onmisbaar
Suisse knife. Wat hield ik van die kerel, af en toe mijn muilezel. We zochten
op een rots een zitplaats om te picknicken en iets verder een plek om, zo
mogelijk, gewapend met een wc-rol het nodige te doen. Het tweede deel ging
bergaf, dus vlotjes naar Kinlochleven met zijn oude dam, een oude dam,
ijsklimbaan, en zalm die uit de rivier springt. De kilometers wogen, de voeten
protesteerden. Aan de andere kant van het dorp lag de beloning: een vier
sterren B&B met acht kamers.
Verwend
Edencoille was niet alleen een perfecte slaapplek, ook
een mini-museum met de supervriendelijke, behulpzame gids en gastvrouw Elsie
Robertson. De romantische kamer in hemelsblauwe kleuren had gewoon alles:
pralines bij de (zelfgemaakte) koffie of thee, porseleinen poppen op kast en
bed, een gerieflijke badkamer. Een bed uit een boekje, een kamer uit een
sprookje. Moeder, vader, zoon en dochter: het zijn verwoede
verzamelaars van poppetjes, treintjes, kannen, soldaatjes, strips, enz. Ze zijn ook wild van de prestigieuze Hamilton Collection.
Na een uur liggende pauze met een kop kruidenthee, trokken we
met tegenzin opnieuw onze wandelschoenen aan om, 2 km verder, in het nette
restaurant van het MacDonald Hotel haggis, gehakt in schaapsmaag, te proeven.
Lekker. Echt waar. Slapen deden we vroeg en als rozen, of (brave) baby’s.
Het ontbijt was om u tegen te zeggen. Noem het, het was er. Te veel en te lekkere dingen, zodat we meer dan gewapend, na deze vijfsterrenervaring, konden beginnen aan de laatste 23 km van de West Highland Way met als eindbestemming Fort William.
Edencoille B&B, een adres om te bewaren.
Het ontbijt was om u tegen te zeggen. Noem het, het was er. Te veel en te lekkere dingen, zodat we meer dan gewapend, na deze vijfsterrenervaring, konden beginnen aan de laatste 23 km van de West Highland Way met als eindbestemming Fort William.
Edencoille B&B, een adres om te bewaren.