Ik heb lang genoeg gewacht om mijn spinnenhaat uit te
bazuinen. Op Werelddierendag durfde ik dierenliefhebbers niet tegen het hoofd
(en het hart) stoten met mijn hatemail over spinnen. Nu regen en wind me verlost van ettelijke exemplaren wel. Want ja, ik wil want
ze meppen, bashen, verpletteren. Neen, ik ben niet voor een langzame dood dus
martelen doe ik niet, maar ineens, bam, weg, dood. Vraag me
niet waarom ik zo onverdraagzaam ben: ik weet het niet, maar ik weet dat er nog
antispinnenmensen zijn zoals ik. De antigevoelens waren er al vrij jong,
denk ik.
Misschien
werden ze wel aangewakkerd door de enorme spin op de muur in mijn huurhuisje in
de Leuvense Zevenslaperstraat rond 1984? Ik kwam thuis, het was een beetje
donker in huis en daar zat ze, de grote madame, op de muur boven de schouw. Ik
schrok me bijna een infarct van de schrik. Met veel tegenzin en nog meer afschuw
heb ik die, ik weet niet meer met wat: ik had een black out zoals bij ernstige
feiten gebruikelijk is. Daarna heb ik dat zwartpotig kadaver met vuilblik en
borstel uit mijn bestaan geveegd… maar dus niet uit mijn geheugen. Misschien komt het door die reusachtige spin die ik in de
buurt van Colima in Mexico in 2002 over de straat zag kruipen?
Onzin? Het kan zijn, maar spinnen, I do’nt like them. En dat is zacht uitgedrukt. Rood, wit, zwart, groot of klein: ik moet ze niet! Ik wil ze niet zien en zeker niet voelen. Ik krijg kippenvel van het woord spin alleen al, zonder dat ik een webdraadje voel kriebelen op mijn neus of er een spinnetje uit mijn bad moet slaan.
Dood
meppen, met een dikke vod oprapen en buiten zwieren. Dat is mijn tactiek al jaren. In
mijn huis géén spinnenresten die - zoals in mijn stoutste dromen - uitgroeien
tot honderden exemplaren! Ik moet er niet aan denken! Brrrrrrrrrrrrrrr. Nu al
controleer ik de muren van mijn slaapkamer voor ik mijn ogen sluit.
Ik hoorde
op de radio een arachnoloog. Warempel, die bestaat! Niet te geloven. Hij had
het over de Lentevuurspin? Een rode met zwarte stippen? ‘Een formidabele mooie
spin!’, zijn spinnenliefde vloeide gewoon uit de luidsprekers. Onbegrijpelijk,
althans voor mijn brein… Mijn haat werd er niet kleiner door, ook omdat er
135.000 soorten blijken te zijn. Iets wat ik niet had willen weten. Veel te veel, als je het mij vraagt, dus weg ermee. Dat
ingenieus netwerk van superfijne draadjes kan me gestolen worden. Lichaamslengte, gewicht kleur, het interesseert me niet. Ik gruwel van die beestjes.
De enige spin die ik kan verdragen is die van de Franse beeldhouwster Louise Bourgeois: groots, stabiel en daarbij onbeweeglijk maar toch echt en indrukwekkend, misschien net daarom. Haar gigantische Maman-spin, tijdelijk boven het graf van James Ensor en voor altijd in Bilbao aan het Guggenheim Museum is inoubliable en niet beangstigend. En daar houd ik van.