Ik vertrek… dat staat vast. Ik ga weg. Vandaag, morgen of overmorgen. Ik verlaat dit pand, dit land, dit jaar en dit leven. Ik doe dat zonder woorden, zonder spijt en zonder klagen. Ik laat gewoon alles en iedereen achter. Zonder enig probleem. Want ik ben moe, ik ben het moe. Naar waar ik ga? Dat kan ik niet precies uitleggen. Want ik vertrek… zonder mijn huis te verlaten. Mijn reis is intern, in mijn brein.
Ik
neem wel een imaginaire rugzak mee. Die vul ik barstensvol: met onvervulde
wensen, met onbereikbare plaatsen, maar ook met een portie heimwee, een pakje
hoop, een doos vol verdriet. Misschien zelfs met een zakje spijt en een schriftje
met levenswijsheden? Ik steek hem zo vol ik kan, want ik wil reizen, dagenlang
reizen… en alle hoeken van mijn hersenen zien, leren kennen en voelen tot ik
zeker weet: nu ben ik op mijn bestemming aangekomen. Ik kijk uit en ik
kijk niet om.
Mijn doel is op een plek belanden waar ik kan rusten, denken en dromen van wat ik wel en niet wil, van wat ik en niet wil doen, van wie ik wil en niet wil zijn, met wie ik wil en niet leven, met wat ik wens en niet wens te hebben... en vooral: hoe ik die laatste twintig jaar van mijn leven zinvol kan leven.
Mijn
reis, de tocht naar mijn bestemming, zal verre van gemakkelijk zijn want ik ga
geen berg uit de weg, ik ontwijk geen kloven, ik probeer ook niet te verdwalen
in een doolhof, te verdrinken in een zee of te stikken door de hitte. Dat vraagt
van mij enorm veel inzet en inspanningen. Maar het zal de moeite waard zijn.
Moet
ik een kompas meenemen? Of een gedetailleerde reisgids? Zou ik geen EHBO-koffer
in mijn rugzak steken? Ja, dat doe ik. Daar is zeker nog plaats voor. Die zou
misschien wel van pas kunnen komen. Want, voor iemand als ik, is uitschuiven,
struikelen of vallen echt geen uitzondering. Al probeer ik altijd en overal
ongevallen te vermijden.