Die uitspraak zal ik na mijn bezoek aan de Nationale Plantentuin in
Meise - een ontdekking - niet snel meer gebruiken. Leven als een plant? Chapeau. Dat kan ik niet. Het betekent te veel: in
stilte groeien en bloeien, kort en krachtig, lang en duurzaam, in kleur of
niet, eetbaar en giftig, met en zonder geur. In Meise zijn er voor luttele vijf euro's 18.000 soorten te ontdekken, een koopje dus. Het zijn er te veel - hoe dik
moet dat plantenregister van Meise wel zijn! - maar een tipje van die
plantensluier wil ik graag oplichten.
Begin eraan,
zoals ik, met een groene tournee van rond de 3 km: aangenaam, mooi, interessant
en leerrijk. Start na de kassa naast ‘de
man op het bankje’ van Bea Van Dorpe met een blik op het gewenste traject in
de folder die je krijgt bij betaling. En dan hup, weg: eerst door een rechte beukendreef tot aan en in het
kasteel (waterburcht) van Bouchout. Via het Coniferetum: alle tinten groen,
sappig groen! Ik wist niet dat een collectie naaldbomen, zulke eenvoudige kerels, in
alle variaties, ook van grootte, zo mooi konden ogen… Verder
naar het Plantenpaleis: een complex van enorme serres met uitzonderlijke
soorten.
Ik heb er de in Europa verschrikkelijk zeldzame
hennepvreter vergeten (in België zelfs uitgestorven) maar wel de
reuzenwaterlelies - Victoria Amazonica - met hun super bladeren en opstaande
randen zien drijven in 30 graden water. Ze kunnen 40 kg kunnen dragen (soms
mogen het baby’s zijn). In het Engels klinkt hun naam mooier - giant water lily
- in het Frans onromantisch - nénuphar.
Stinken en sterven
Ik heb kunnen griezelen van vleesetende bekerplanten en dagdromen van stinkende reuzenaronskelken.
De heroïsche strijd van zijn
verzorgers om diens basisknol te behouden, mocht niet baten: de te forse snelle
doorgroei van 50 tot 130 kg op drie jaar stak een stok in de wielen: meneer
ging dood in plaats van te splitsen, te leven en drie tot vijf jaar later opnieuw zeer kort maar prachtig met een lijkstank te bloeien. Vijf jonge lijkenplanten moeten hun bestaan nog bewijzen. Hun
leven leest als een stationsromannetje: vechten, verdikken, overleven
of sterven, vallen en opstaan, scheiden of niet; een kort leven in schoonheid,
sterven in stank…
Eigenaardig
toch. Ik zocht ze bewust op: de uitgestorven, speciale, excentrieke en zeldzame
exemplaren. Van waar toch die hang naar het abnormale?
Vrouwentongen
Veel
geleerd heb ik, ook over Vlaanderens numero uno: de Sansevieria (ik dacht veria)
of vrouwentong, meer bepaald die met de gele bladrand: de Trifasciata,
Belgenplant, vrouwentong van Laurent. Een vondst van de Belgische
ontdekkingsreiziger Emilie Laurent, jawel. ‘Een succes ‘voorspelde Plantentuin
directeur Emile De Wildeman in 1904 voor deze soort Sansevieria. Hij kreeg
overschot van gelijk. Een comeback heeft deze plant niet nodig: ze is al 110
jaar niet weggeweest. Voor de kampioenen van de droogte, cactussen, heb ik het
niet. Ze zijn op zijn minst stekelig te noemen. Aarzel niet om in
die zwoele, tropische kassen een plantenwerker aan te spreken: op elke
vraag krijg je een boeiende story. En gebruik misschien ‘Planten op uw bord’-folder om
meer dan 27 eetbare planten te ontdekken, allen bekenden, onbekenden of
vergeten uit onze Belgische keuken.
Genezen
Weer buiten
doet frisse lucht wel deugd. Sla het Herbetum met de oude Balatkas (of zat ik
niet eerst in het Fruticetum?) niet over en blijf wat langer in de super
interessante tuin met geneeskrachtige planten. Noem een ziekte en je vindt er
een plant voor: voor infecties, tumoren, allergieën, zenuwen… In alle tuin-in-tuintjes
geldt: poort toe en niet plukken.
Jawel,
er groeit iets in Meise. Meer dan ‘iets’. Het streelt ogen - soms ook oren en
neus - maar ook je hart. Net als kunst…
Nationale Plantentuin van België, domein van
Bouchout, Nieuwelaan 38, 1860 Meise