De Panne, 2003. Honderd gietijzeren mannen van de Britse kunstenaar Antony Gormley (1950). Indrukwekkende gestalten, aanstormend talenten, vereenzaamde creaties, versteende harten, onverstoorbare individuen,… Elke man van staal kon iemand anders zijn, iets anders betekenen, voor elk wat wils, voor elke man of vrouw.
Zijn naam
vergat ik, zijn mensenbeelden niet. Als ik mijn ogen sluit zie ik ze
nog: die mannen. Net geen mensen, op Gormley gelijkend, rotsen in de branding, in
weer en wind. Geen lichtgewichten. Ze doorstonden stormen, deden golven keren, onbewogen
en standvastig. Onbeweeglijk, eeuwig, standvastig, onherroepelijk, doortastend…
zoals een mens, of minstens ik, ook wil zijn. Geen mens
bleef onberoerd. Het gaf me een vreemd gevoel te zijn, te staan en te zitten
naast zo’n man van 1,90 meter, 630 kg zwaar. Samen staren, samen zwijgen,
samen zijn. Kijken en verlangen naar wat nog moet komen.
Gent, 2013. De kop niet in het zand steken, zich
niet op de kop laten zitten. Niet praten als een kip zonder kop. Niet op zijn
kop krijgen. Er met kop en schouders bovenuit steken: dat heb ik toen begrepen…
door die mannen. Daar wil ik nu voor vechten… voor alle vrouwen.
Ps. Voor wie ook heimwee heeft naar toen: Knokke-Heist
heeft sinds 1 maart een Gormley-man en hij is tot 5 mei te gast in het Antwerpse
openluchtmuseum Middelheim.