vrijdag 30 december 2011

Bezoek aan de pool

Hoog bezoek, vandaag aan het zwembad. Neen, laag bezoek want ik moet bijna tegen de grond om het groenige beestje te zien. Enfin beest, want die kerel is met staart langer dan anderhalve meter.
Mister Iguanua Iguana, want dat is zijn officiële naam in Mexico. Hij heeft een kop als een kip, zeker als hij die hevig op en neer schudt en begint te blazen bij onheil - ik dus - in de buurt. Hij ziet groen van jaloezie, misschien door de bontgekleurde bikini’s en badpakken die hij passeert?

Hij stapt onregelmatig, onbewogen over de rand van het zwembad, stopt even en loert naar het heldere water. Zou hij erin duiken of niet? Enkele zwemmers nemen afstand.  Na een blik her en der en even twijfelen, zet hij zijn weg verder, ongestoord en ongemoeid maar met een verbaasd publiek.

Hij kruipt sloom, bijna met zijn buik tegen de stenen, rechtsaf onder een bezette ligstoel door. De zonnebaadster op leeftijd erop, slaakt een onterechte kreet van afschuw. Er is immers heel wat lelijker te zien  dan hij, in en rond datzelfde bad.
Schrik voor een klauw of een beet heb ik niet, dus ik volg hem op de voet. Hem, ja. Het is een hij, zo beweert een Canadese hotelgast die weet dat deze hagedis al pa is, 12 jaar is en al bijna even lang de bewoner is van het rotsige eilandje midden in het hotelzwembad.

Zonder verpinken zet de groene leguaan zijn tocht voort. Zonder aarzelen of omkijken, bereikt hij het andere groen waarvan ik de naam niet ken, maar dat weelderig tiert rond palmbomen. Daar knabbelt hij op zijn gemak aan frisse blaadjes: het lijkt hem te smaken ook. Ik zie een glimp van een dikke rozig tongachtig geval, telkens zijn bek open en dicht gaat.
Daarna verdwijnt meneer in het gebladerte om onherkenbaar en onvindbaar te worden. En als pa hagedis niet meer te onderscheiden is van de flora, duikt ineens een graatmager en groener mini-exemplaar op. Dat tippelt over hetzelfde traject, even ongeïnteresseerd voor wie of wat rond hem beweegt. Wat kan hem al die zonnekloppers schelen. Gelijk heeft hij.




dinsdag 20 december 2011

Zand en stenen

Mexico. Puerto Vallarta. 30°. Helblauwe lucht, stralende zon, geen wolkje aan de hemel.


Lekker wandelen op de kersvers aangelegde malecon tussen wuivende palmbomen, bloeiende bougainvillea, stenen bankjes en moderne kunstwerken...




Onderweg twee opvallende figuren die veel toeschouwers trekken: de zandman en de stenenman… De eerste beweegt als een robot telkens als iemand nadert en een peso of meer in z’n bakje legt. De tweede baadt in het zweet terwijl hij met ongelijke zwerfstenen keimooie beelden schept.Ik vraag me af wie het meest te benijden is...
Ik dus.

Er zijn mensen die op bepaalde momenten in hun leven veel geluk hebben, al hebben ze deze week een dokter, een ambulance en een intensive care gezien…

zondag 4 december 2011

Ik wil bomen over bomen

Kerstbomen, al twee weken irriteren ze me, eerst in mijn geboortestad Hasselt en daarna ook in Gent. Verlichte en versierde dennen. Waarom krijgen die bomen te veel en te snel aandacht en de andere niet? Denk aan het gevecht om de Japanse  kerselaars in Gent, de lindebomen in Antwerpen en de platanen in Brussel. ‘Een boom is emotie’ las ik in De Standaard. Vandaar.

Met die overdreven aandacht  voor verlichte en versierde dennen, ontwikkel je toch een Kerstboomhaat? Een anti-Kerstgevoel?

Weg met de Sint? De Sint wordt een echte paria: hij heeft geen hemel, geen slee met vier paarden en geen den, maar hij komt uit een land in moeilijkheden, uit een schouw, met één paard en één helper. Hij is de mindere heilige, de zwakkere broer. De man die eerst komt en eerst gaat, en die veel korter mag blijven.

Geef de Sint toch zijn Sinttijd en de Kerstman zijn Kersttijd!  Laat de tweede niet voor de eerste rondlopen. Laat de lampjes, ballen en engelen in de kast tot de Sint verdwenen is. Ontneem de kinderen hun heilige niet. Geef elke man, elk feest zijn tijd. Stel dat er ruzie van komt door de discriminatie van de ene en de bevoordeling van de andere…

Waar eindigt dat dan? In Hasselt, in een proces in een andere boom, de rechtbankboom van architecten Berben&Meyer?
De takken van deze indrukwekkende Hazelaar symboliseren de onderdelen van justitie. Het lijkt de ideale plek om door te bomen over goed en kwaad, recht en onrecht, misdaad en straf, schuld en boete. Maar hoge bomen én heiligen vangen veel wind. Dat mag en moet ook, maar aan de vruchten kent men zijn boom.


zaterdag 19 november 2011

Veerle, Gent en haar ganzen

Ken je het dramatische verhaal van Veerle in Gent en haar gans? Ik wel, omdat een trio groen gerokte en gebloesde meisjes me aanklampten. Hun uniform deed meteen een tienvoud slechte herinneringen oproepen aan mijn donkere schooluniform- en internaattijd in Herk-de-Stad.

Ik liep over - hoe kan het anders - het Veerleplein in Gent en was ideaal testmateriaal voor hun spreekoefening: ‘de heilige Veerle’ (haar beeldje is er te zien, naast huis nummer 13, tegenover de ingang van het Gravensteen). De meiden gaven, na afloop én aandringen, wel ruiterlijk toe dat een groot deel van hun amusante story verzonnen kan zijn...

Veerle dus.
Voor heiligensites is alleen bekend dat zij een heilig leven leidde en zich als maagd geheel en al aan God toewijdde. Voor mijn groentjes zou haar leven niet minder zijn dan een onvergetelijke romance tussen mens en gans, die wel begint met een verkrachting.
Veerle, Faraïldis, Veerhilde is, volgens de ene bron, gewoon een maagd die rond 750 in Gent leefde, volgens de andere, een vrouw die rond 650 geboren werd, kost wat kost maagd wilde blijven, verplicht werd te trouwen, mishandeld werd en de benen nam.

Mijn schoolgaand kwartet vertelde dat ze in Gent belandde waar toen een ganzenplaag heerste. Eigenaardig genoeg: nog steeds. Maar eerst nog dit: Veerle bleek begiftigd met een enorme aantrekkingskracht op dit gevogelte. De liefde tussen haar en de trapganzen en hun merkwaardige communicatie - vraag me niet hoe of waarom want dat deel van het verhaal is me ontsnapt - deed de plaag verdwijnen. Maar dat is niet het einde van dit drama. Op een dag vond Veerle een poot van een gans. De ganzenfan, die ze was, ging verwoed op zoek naar de andere delen van het ongelukkige dier. Voorwaar, ze slaagde in haar missie en verzamelde alle delen van het gevierendeelde dier. Ze bad tot God en het wonder geschiedde: de gans werd heel, geheel gans, als het ware. Veerle werd heilig verklaard en kreeg meteen een attribuut: een gans aan de voet. Gans. Gandis. Veerle, ze wordt in Gent vereerd, als patrones van moeilijke huwelijken, verkrachte vrouwen en weduwen. Haar feestdag valt op 4 januari.

Zo’n Veerle hebben we nu in Gent niet, ganzen wel. Het zijn Canadese ganzen. Vergeef me deze vorm van racisme. Een nationaliteit vermelden is tegen mijn principes. De wereld is toch een geheel. Maar in dit geval is dat adjectief broodnodig om het soort gans aan te duiden. Ik heb niets tegen watervogels, noch tegen Canadezen, wel tegen dit soort vliegend onheil dat werkelijk elk grasveld vermoordt dat in regio moeite doet om te overleven. Het malste, jongste, sappigste groen eerst. Verstorend gevogelte. Onbestuurbare planteneters. Misdadige veelvraten.



Ik ben me even in de ganzenwereld gaan verdiepen. Er zijn er ongeveer 20.000 in ons land. De Canadese horen tot de ergste soort: hun vuilmakende kakjes, 800 per gans per dag, tasten kwaliteit van waters en weilanden aan. Ganzenschade heeft al veel geld gekost, lees ik op internetsites. Acties zoals ze vergund afschieten, zachtjes laten inslapen, hun nesten vernietigen, hun eieren rapen, klutsen of vernielen of ze vangen, hebben blijkbaar niet veel uitgehaald want deze overlastbezorgers strijken in grote getalen neer, liefst in Bourgoyen, maar ook op andere plekken zoals parkjes en bedrijfsterreinen in het Gentse. Onafgebroken grazend, een schijnbaar idyllisch tafereel. Maar het is alles behalve dat. Ze zijn agressief en verstoren andere broedende water- en weidevogels.

Ja, die Canadese gans, lange hals, scherpe snavel, stevige poten, uitheems. Geen eend, geen zwaan en monogaam. Het is een vreemde eend in de bijt, net als ik, soms.

vrijdag 11 november 2011

11 11 11

Nooit meer oorlog

Onze voorgangers hadden het gehoopt, gewenst, gedacht… lang geleden.
Wij ook nog. Het is niet gelukt.
Gone but not forgotten. Dat is die Grote Oorlog wel. Dat kan ook niet anders.
Meer dan 20 miljoen soldaten en burgers zijn gestorven en gewond geraakt tussen 1914-1918.  
“Dé grote les voor Europa is: samenwerken en niet tegenwerken”, zei Piet Chielens, conservator van het interessante In Flanders Museum, donderdag in Terzake. Vandaag sluit het museum de deuren voor renovatie. 

Chielens heeft me eens vakkundig gegidst door een deel van het vroegere oorlogsgebied, rond Poperinge en Kemmel. Zijn pakkende passages uit het boek van pastoor Van Walleghem, die 350 doden en 500 gewonden beschrijft in of rond Dikkebus, heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Noch de immense velden Franse en Britse graven waar zelfs 17- en 18-jarigen liggen, ver weg van hebben en houden. The Grave Commission, in 1917 opgericht door Jungle Book schrijver Rudyard Kipling heeft nog werk. Zijn beroemdste gedicht IF heeft als laatste woorden ‘you’ll be a Man, my son’. Dat is niet mogen zijn. John stierf in september 1915 aan het front, in de Slag bij Loos in Frankrijk. Hij was 18.

Laatste stop van mijn beperkte oorlogsfietstocht: Cimetière National Français de Kemmel. Daar rusten de beenderresten van 5294 onbekende officieren, onderofficieren en soldaten die voor hun vaderland op Belgische bodem zijn gesneuveld.
‘Passant, souviens toi et prie’ staat er te lezen.
Kan ik het ooit vergeten? Neen.
Vergeten kan ik niet, het niet en hen ook niet. Zij die zij aan zij naast ons stonden… Europeanen, Amerikanen, Chinezen, Algerijnen, Maori en zoveel andere wereldburgers. In nood kent men zijn vrienden.