Mijn eerste was 35 jaar geleden: Dachau, bij München. Na een rondgang - ik herinner me nog de berg schoenen - kreeg ik geen woord over mijn lippen.
In 2010 ging het niet veel beter toen ik per toeval, tijdens een boottocht op de Havel, terecht kwam in Frauen-KZ Ravensbrück in het Duitse Furstenberg. Alleen al het zien van de diverse sculpturen van lijdende vrouwen geven je rillingen. De wandeling naast de verbrandingsovens en de sporen waar ooit honderden barakken stonden, zorgen weer voor afschuw. 'Der Mensch hatte hier keinen Wert', zo schreef een overlevende.
De beelden 'Moeders' van kunstenaar Fritz Cremer hebben geen woorden nodig.
Mijn bezoek eindigt met een glimp op een muur vol vrouwengezichten en een blik op de namenlijsten in een enorm dodenboek. In het boek staan 13.161 namen van tot op heden, na onderzoek, geïdentificeerde vrouwen, kinderen en mannen uit heel Europa die, tussen 1939 en 1945, in of door dit concentratiekamp gestorven zijn door de immense ontberingen, door het beestig transport, in ovens, door gas of door de kogel.
Verder op de Havel, legt mijn huur-yacht aan en opnieuw beland ik in een KZ. Dat heet nu ‘Museum Sachsenhausen’ in Oranienburg. Der Eintritt is frei. Slik. Immens en indrukwekkend in alle opzichten. Het went niet.
In mei ga ik dus naar Auschwitz-Birkenau in Polen. En opnieuw zal ik onder de indruk zijn, beschaamd zijn en zelfs schuldgevoelens hebben…